Al in een vroeg stadium van zijn carrière is Max van Egmond benaderd door de platen-producer Wolff Erichson, toen verbonden aan Telefunken in Hamburg, die een begin wilde maken met de gigantische onderneming Das Alte Werk. Hij was één van de eersten die consequent muziek wilde vastleggen op zo veel mogelijk authentieke wijze. Daarvoor deed hij een beroep op Gustav Leonhardt uit Amsterdam en Nicolaus Harnoncourt in Wenen. Aan Max van Egmond werd gevraagd tot het team van vocale solisten toe te treden. Hij vond hierin de aanleiding zich levenslang te verdiepen in de stilistische aspecten van muziek beoefening, niet alleen voor werken uit de 17-de en 18-de eeuw, maar ook uit de hoog-romantiek, met name de Duitse en Franse liedkunst.
Het bovengenoemde project van Wolff Erichson werd uiteindelijk diens levenswerk, waarvan het meest substantiële resultaat bestond uit de registratie van alle tweehonderd kerkcantates van J.S. Bach, beurtelings gedirigeerd door Leonhardt en Harnoncourt. In vele van deze opnamen is Max van Egmond als bas-solist te horen.
In latere jaren heeft Van Egmond ook de gelegenheid gehad op lp en cd enkele hoogtepunten vast te leggen uit het romantische lied-repertoire, o.a. met de pianisten Irwin Gage, Jos van Immerseel, Penelope Crawford, Stanley Hoogland en Kenneth Slowick. Onder deze opnamen zijn cycli van Schubert, Schumann en Fauré, alsmede werken van Beethoven en C.M. von Weber. Meer hierover in de discografie.